Toen nu Abigail tot Nabal kwam, ziet, zo had hij een maaltijd in zijn huis, als eens konings maaltijd; en het hart van Nabal was vrolijk op denzelven, en hij was zeer dronken; daarom gaf zij hem niet een woord, klein noch groot, te kennen, tot aan het morgenlicht.

En zij zeide tot haar jongelingen: Trekt heen voor mijn aangezicht; ziet, ik kom achter ulieden; doch haar man Nabal gaf zij het niet te kennen.

En het geschiedde, na twee volle jaren, dat Absalom, schaaps scheerders had te Baal-Hazor, dat bij Efraim is; zo nodigde Absalom al des konings zonen.

Absalom nu gebood zijn jongens, zeggende: Let er nu op, als Amnons hart vrolijk is van den wijn, en ik tot ulieden zal zeggen: Slaat Amnon, dan zult gij hem doden; vreest niet; is het niet, omdat ik het u geboden heb? Zijt sterk en weest dapper.

De wijn is een spotter, de sterke drank is woelachtig; al wie daarin dwaalt, zal niet wijs zijn.

En zij togen uit op den middag. Benhadad nu dronk zich dronken in de tenten, hij en de koningen, de twee en dertig koningen, die hem hielpen.

In het derde jaar zijner regering maakte hij een maaltijd al zijn vorsten en zijn knechten; de macht van Perzie en Medie, de grootste heren en de oversten der landschappen waren voor zijn aangezicht;

Teth. Wel dien man, die zich ontfermt en uitleent; Jod. hij beschikt zijn zaken met recht.

Bij wien is wee? bij wien och arme? bij wien gekijf? bij wien het beklag? bij wien wonden zonder oorzaak? bij wien de roodheid der ogen?

Tot het lachen zeide ik: Gij zijt onzinnig, en tot de vreugde: Wat maakt deze?

Men maakt maaltijden om te lachen, en de wijn verheugt de levenden, en het geld verantwoordt alles.

Wee dengenen, die, zich vroeg opmakende in den morgenstond, sterken drank najagen, en vertoeven tot in de schemering, totdat de wijn hen heeft verhit!

De hovaardige kronen der dronkenen van Efraim zullen met voeten vertreden worden.

En ook dwalen dezen van den wijn, en zij dolen van den sterken drank; de priester en de profeet dwalen van den sterken drank; zij zijn verslonden van den wijn, zij dolen van sterken drank; zij dwalen in het gezicht; zij waggelen in het gericht.

En Ik zal haar vorsten, en haar wijzen, haar landvoogden, en haar overheden, en haar helden dronken maken; en zij zullen een eeuwigen slaap slapen, en niet opwaken, spreekt de Koning, Wiens Naam is HEERE der heirscharen.

De koning Belsazar maakte een groten maaltijd voor zijn duizend geweldigen, en hij dronk wijn voor die duizend.

Hoererij, en wijn, en most neemt het hart weg.

Dewijl zij in elkander gevlochten zijn als doornen, en dronken zijn, gelijk zij plegen dronken te zijn, zo worden zij volkomen verteerd, als een dorre stoppel.

Wee dien, die zijn naaste te drinken geeft, gij, die uw wijnfles daarbij voegt, en ook dronken maakt, opdat gij hun naaktheden aanschouwt.

Ziet, Ik zend u als schapen in het midden der wolven; zijt dan voorzichtig gelijk de slangen, en oprecht gelijk de duiven.

En Hij zeide ook tot dengene, die Hem genood had: Wanneer gij een middagmaal of avondmaal zult houden, zo roep niet uw vrienden, noch uw broeders, noch uw magen, noch uw rijke geburen; opdat ook dezelve u niet te eniger tijd wedernoden, en u vergelding geschiede.

En wacht uzelven, dat uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap, en zorgvuldigheden dezes levens, en dat u die dag niet onvoorziens over kome.

Laat ons, als in den dag, eerlijk wandelen; niet in brasserijen en dronkenschappen, niet in slaapkameren en ontuchtigheden, niet in twist en nijdigheid;

Daarom zegt Hij: Ontwaakt, gij, die slaapt, en staat op uit de doden; en Christus zal over u lichten.

En wordt niet dronken in wijn, waarin overdaad is, maar wordt vervuld met den Geest;

Want die slapen, slapen des nachts, en die dronken zijn, zijn des nachts dronken;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain

Alle Vertalingen
Dutch Staten Vertaling