5 En hij liep tot Eli en zeide: Zie, hier ben ik, want gij hebt mij geroepen. Doch hij zeide: Ik heb niet geroepen, keer weder, leg u neder. En hij ging heen en legde zich neder.
5 Then he ran to Eli and said, “Here I am, for you called me.” But he said, “I did not call, lie down again.” So he went and lay down.
6 Toen riep de HEERE Samuel wederom; en Samuel stond op; en ging tot Eli, en zeide: Zie, hier ben ik, want gij hebt mij geroepen. Hij dan zeide: Ik heb u niet geroepen, mijn zoon; keer weder, leg u neder.
6 The Lord called yet again, “Samuel!” So Samuel arose and went to Eli and said, “Here I am, for you called me.” But he answered, “I did not call, my son, lie down again.”
8 Toen riep de HEERE Samuel wederom, ten derde maal; en hij stond op, en ging tot Eli, en zeide: Zie, hier ben ik, want gij hebt mij geroepen. Toen verstond Eli, dat de HEERE den jongeling riep.
8 So the Lord called Samuel again for the third time. And he arose and went to Eli and said, “Here I am, for you called me.” Then Eli discerned that the Lord was calling the boy.
9 Daarom zeide Eli tot Samuel: Ga heen, leg u neder, en het zal geschieden, zo Hij u roept, zo zult gij zeggen: Spreek, HEERE, want Uw knecht hoort. Toen ging Samuel heen en legde zich aan zijn plaats.
9 And Eli said to Samuel, “Go lie down, and it shall be if He calls you, that you shall say, ‘Speak, Lord, for Your servant is listening.’” So Samuel went and lay down in his place.
13 Want Ik heb hem te kennen gegeven, dat Ik zijn huis rechten zal tot in eeuwigheid, om der ongerechtigheids wil, die hij geweten heeft; want als zijn zonen zich hebben vervloekt gemaakt, zo heeft hij hen niet eens zuur aangezien.
13 For I have told him that I am about to judge his house forever for the iniquity which he knew, because his sons brought a curse on themselves and he did not rebuke them.
14 Daarom dan heb Ik het huis van Eli gezworen: Zo de ongerechtigheid van het huis van Eli tot in eeuwigheid zal verzoend worden door slachtoffer of door spijsoffer!
14 Therefore I have sworn to the house of Eli that the iniquity of Eli’s house shall not be atoned for by sacrifice or offering forever.”
17 En hij zeide: Wat is het woord, dat Hij tot u gesproken heeft? Verberg het toch niet voor mij; God doe u zo, en zo doe Hij daartoe, indien gij een woord voor mij verbergt van al de woorden, die Hij tot u gesproken heeft!
17 He said, “What is the word that He spoke to you? Please do not hide it from me. May God do so to you, and more also, if you hide anything from me of all the words that He spoke to you.”