5 En zij zeiden tot hem: Zie, gij zijt oud geworden, en uw zonen wandelen niet in uw wegen; zo zet nu een koning over ons, om ons te richten, gelijk al de volken hebben.
5 and they said to him, “Behold, you have grown old, and your sons do not walk in your ways. Now appoint a king for us to judge us like all the nations.”
7 Doch de HEERE zeide tot Samuel: Hoor naar de stem des volks in alles, wat zij tot u zeggen zullen; want zij hebben u niet verworpen, maar zij hebben Mij verworpen, dat Ik geen Koning over hen zal zijn.
7 The Lord said to Samuel, “Listen to the voice of the people in regard to all that they say to you, for they have not rejected you, but they have rejected Me from being king over them.
8 Naar de werken, die zij gedaan hebben, van dien dag af, toen Ik hen uit Egypte geleid heb, tot op dezen dag toe, en hebben Mij verlaten en andere goden gediend; alzo doen zij u ook.
8 Like all the deeds which they have done since the day that I brought them up from Egypt even to this day—in that they have forsaken Me and served other gods—so they are doing to you also.
9 Hoor dan nu naar hun stem; doch als gij hen op het hoogste zult betuigd hebben, zo zult gij hen te kennen geven de wijze des konings, die over hen regeren zal.
9 Now then, listen to their voice; however, you shall solemnly warn them and tell them of the procedure of the king who will reign over them.”
11 En zeide: Dit zal des konings wijze zijn, die over u regeren zal: hij zal uw zonen nemen, dat hij hen zich stelle tot zijn wagen, en tot zijn ruiteren, dat zij voor zijn wagen henen lopen;
11 He said, “This will be the procedure of the king who will reign over you: he will take your sons and place them for himself in his chariots and among his horsemen and they will run before his chariots.
12 En dat hij hen zich stelle tot oversten der duizenden, en tot oversten der vijftigen; en dat zij zijn akker ploegen, en dat zij zijn oogst oogsten, en dat zij zijn krijgswapenen maken, mitsgaders zijn wapentuig.
12 He will appoint for himself commanders of thousands and of fifties, and some to do his plowing and to reap his harvest and to make his weapons of war and equipment for his chariots.
22 De HEERE nu zeide tot Samuel: Hoor naar hun stem, en stel hun een koning. Toen zeide Samuel tot de mannen van Israel: Gaat heen, een iegelijk naar zijn stad.
22 The Lord said to Samuel, “Listen to their voice and appoint them a king.” So Samuel said to the men of Israel, “Go every man to his city.”