1 Samuël 8:1

Het geschiedde nu, toen Samuel oud geworden was, zo stelde hij zijn zonen tot richters over Israel.

Deuteronomium 16:18-19

Rechters en ambtlieden zult gij u stellen in al uw poorten, die de HEERE, uw God, u geven zal, onder uw stammen; dat zij het volk richten met een gericht der gerechtigheid.

Richteren 5:10

Gij, die op witte ezelinnen rijdt, gij, die aan het gerichte zit, en gij, die over weg wandelt, spreekt er van!

Richteren 8:22-23

Toen zeiden de mannen van Israel tot Gideon: Heers over ons, zo gij als uw zoon en uws zoons zoon, dewijl gij ons van der Midianieten hand verlost hebt.

Richteren 10:4

En hij had dertig zonen, rijdende op dertig ezelveulens, en die hadden dertig steden, die zij noemden Havvoth-Jair, tot op dezen dag, dewelke in het land van Gilead zijn.

Richteren 12:14

En hij had veertig zonen, en dertig zoons zonen, rijdende op zeventig ezelveulens; en hij richtte Israel acht jaren.

2 Kronieken 19:5-6

En hij stelde richters in het land, in alle vaste steden van Juda, van stad tot stad.

Nehemia 7:2

En ik gaf bevel aan mijn broeder Hanani, en aan Hananja, den overste van den burg te Jeruzalem, want hij was als een man van getrouwheid, en godvrezende boven velen.

1 Timotheüs 5:21

Ik betuig voor God, en den Heere Jezus Christus, en de uitverkoren engelen, dat gij deze dingen onderhoudt, zonder vooroordeel, niets doende naar toegenegenheid.

Treasury of Scripture Knowledge did not add

Public domain