1 Timotheüs 4:7
Maar verwerp de ongoddelijke en oudwijfse fabelen; en oefen uzelven tot godzaligheid.
1 Timotheüs 1:4
Noch zich te begeven tot fabelen en oneindelijke geslachtsrekeningen, welke meer twist vragen voortbrengen dan stichting Gods, die in het geloof is.
2 Timotheüs 2:16
Maar stel u tegen het ongoddelijk ijdelroepen; want zij zullen in meerdere goddeloosheid toenemen.
Hebreeën 5:14
Maar der volmaakten is de vaste spijze, die door de gewoonheid de zinnen geoefend hebben, tot onderscheiding beide des goeds en des kwaads.
Handelingen 24:16
En hierin oefen ik mijzelven, om altijd een onergerlijk geweten te hebben bij God en de mensen.
1 Timotheüs 2:10
Maar (hetwelk de vrouwen betaamt, die de godvruchtigheid belijden) door goede werken.
1 Timotheüs 3:16
En buiten allen twijfel, de verborgenheid der godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het vlees, is gerechtvaardigd in den Geest, is gezien van de engelen, is gepredikt onder de heidenen, is geloofd in de wereld, is opgenomen in heerlijkheid.
1 Timotheüs 6:11
Maar gij, o mens Gods, vlied deze dingen; en jaag naar gerechtigheid, godzaligheid, geloof, liefde, lijdzaamheid, zachtmoedigheid.
1 Timotheüs 6:20
O Timotheus, bewaar het pand u toebetrouwd, een afkeer hebbende van het ongoddelijk ijdel-roepen, en van de tegenstellingen der valselijk genaamde wetenschap;
2 Timotheüs 2:23
En verwerp de vragen, die dwaas en zonder lering zijn, wetende, dat zij twistingen voortbrengen.
2 Timotheüs 3:12
En ook allen, die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden.
2 Timotheüs 4:4
En zullen hun gehoor van de waarheid afwenden, en zullen zich keren tot fabelen.
Titus 1:14
En zich niet begeven tot Joodse fabelen, en geboden der mensen, die hen van de waarheid afkeren.
Titus 2:12
En onderwijst ons, dat wij, de goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden verzakende, matig en rechtvaardig, en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld;
Titus 3:9
Maar wedersta de dwaze vragen en geslachtsrekeningen, en twistingen, en strijdingen over de wet; want zij zijn onnut en ijdel.
2 Petrus 1:5-8
En gij, tot hetzelve ook alle naarstigheid toebrengende, voegt bij uw geloof deugd, en bij de deugd kennis,
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd