2 Corinthiër 7:5
Want ook, als wij in Macedonie gekomen zijn, zo heeft ons vlees geen rust gehad; maar wij waren in alles verdrukt; van buiten was strijd, van binnen vrees.
Deuteronomium 32:25
Van buiten zal het zwaard beroven, en uit de binnenkameren de verschrikking; ook den jongeling, ook de jonge dochter, het zuigende kind met den grijzen man.
2 Corinthiër 2:13
Maar, afscheid van hen genomen hebbende, vertrok ik naar Macedonie.
Genesis 8:9
Maar de duif vond geen rust voor het hol van haar voet; zo keerde zij weder tot hem in de ark; want de wateren waren op de ganse aarde; en hij stak zijn hand uit, en nam haar, en bracht haar tot zich in de ark.
Job 18:11
De beroeringen zullen hem rondom verschrikken, en hem verstrooien op zijn voeten.
Jesaja 33:12
En de volken zullen zijn als de verbrandingen des kalks; als afgehouwen doornen zullen zij met het vuur verbrand worden.
Jeremia 6:25
Gaat niet uit in het veld, noch wandelt op den weg; want des vijands zwaard is er, schrik van rondom!
Jeremia 8:18
Mijn verkwikking is in droefenis; mijn hart is flauw in mij.
Jeremia 20:10
Want ik heb gehoord de naspraak van velen, van Magor-missabib, zeggende: Geef ons te kennen, en wij zullen het te kennen geven; al mijn vredegenoten nemen acht op mijn hinking; zij zeggen: Misschien zal hij overreed worden, dan zullen wij hem overmogen, en onze wraak van hem nemen.
Jeremia 45:3
Gij zegt: Wee nu mij, want de HEERE heeft droefenis tot mijn smart gedaan; ik ben moede van mijn zuchten, en vind geen rust!
Mattheüs 11:28-30
Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.
Handelingen 20:1
Nadat nu het oproer gestild was, Paulus, de discipelen tot zich geroepen en gegroet hebbende, ging uit om naar Macedonie te reizen.
1 Corinthiërs 15:31
Ik sterf alle dagen, hetwelk ik betuig bij onzen roem, dien ik heb in Christus Jezus, onzen Heere.
1 Corinthiërs 16:5
Doch ik zal tot u komen, wanneer ik Macedonie zal doorgegaan zijn, (want ik zal door Macedonie gaan);
2 Corinthiër 1:16-17
En door uw stad naar Macedonie gaan, en wederom van Macedonie tot u komen, en van ulieden naar Judea geleid worden.
2 Corinthiër 2:3
En ditzelfde heb ik u geschreven, opdat ik, daar komende, niet zou droefheid hebben van degenen, van welke ik moest verblijd worden; vertrouwende van u allen, dat mijn blijdschap uw aller blijdschap is.
2 Corinthiër 2:9
Want daartoe heb ik ook geschreven, opdat ik uw beproeving mocht verstaan, of gij in alles gehoorzaam zijt.
2 Corinthiër 4:8-12
Als die in alles verdrukt worden, doch niet benauwd; twijfelmoedig, doch niet mismoedig;
2 Corinthiër 11:23-30
Zijn zij dienaars van Christus? (ik spreek onwijs zijnde) ik ben boven hen; in arbeid overvloediger, in slagen uitnemender, in gevangenissen overvloediger, in doods gevaar menigmaal.
2 Corinthiër 12:20-21
Want ik vrees, dat als ik gekomen zal zijn, ik u niet enigszins zal vinden zodanigen als ik wil, en dat ik van u zal gevonden worden zodanig als gij niet wilt; dat er niet enigszins zijn twisten, nijdigheden, toorn, gekijf, achterklap, oorblazingen, opgeblazenheden, beroerten;
Galaten 4:11
Ik vrees voor u, dat ik niet enigszins tevergeefs aan u gearbeid heb.
Galaten 4:19-20
Mijn kinderkens, die ik wederom arbeide te baren, totdat Christus een gestalte in u krijge.
1 Thessalonicenzen 3:5
Daarom ook deze begeerte niet langer kunnende verdragen, heb ik hem gezonden, om uw geloof te verstaan; of niet misschien de verzoeker u zou verzocht hebben, en onze arbeid ijdel zou wezen.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd