2 Corinthiër 8:20

Dit verhoedende, dat ons niemand moge lasteren in dezen overvloed, die van ons wordt bediend;

Mattheüs 10:16

Ziet, Ik zend u als schapen in het midden der wolven; zijt dan voorzichtig gelijk de slangen, en oprecht gelijk de duiven.

Romeinen 14:16

Dat dan uw goed niet gelasterd worde.

1 Corinthiërs 16:3

En wanneer ik daar zal gekomen zijn, zal ik hen, die gij zult bekwaam achten door brieven, zenden, om uw gave naar Jeruzalem over te dragen.

2 Corinthiër 11:12

Maar wat ik doe, dat zal ik nog doen, om de oorzaak af te snijden dengenen, die oorzaak hebben willen, opdat zij in hetgeen zij roemen, bevonden mochten worden gelijk als wij.

Efeziërs 5:15

Ziet dan, hoe gij voorzichtiglijk wandelt, niet als onwijzen, maar als wijzen.

1 Thessalonicenzen 5:22

Onthoudt u van allen schijn des kwaads.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd