2 Koningen 18:36

Doch het volk zweeg stil en antwoordde hem niet een woord; want het gebod des konings was, zeggende: Gij zult hem niet antwoorden.

Psalmen 38:13-14

Ik daarentegen ben als een dove, ik hoor niet, en als een stomme, die zijn mond niet opendoet.

Psalmen 39:1

Een psalm van David, voor den opperzangmeester, voor Jeduthun. (1a) Ik zeide: Ik zal mijn wegen bewaren, dat ik niet zondige met mijn tong; ik zal mijn mond met een breidel bewaren, terwijl de goddeloze nog tegenover mij is.

Spreuken 9:7

Wie den spotter tuchtigt, behaalt zich schande; en die den goddeloze bestraft, zijn schandvlek.

Spreuken 26:4

Antwoord den zot naar zijn dwaasheid niet, opdat gij ook hem niet gelijk wordt.

Amos 5:13

Daarom zal de verstandige te dier tijd zwijgen, want het zal een boze tijd zijn.

Mattheüs 7:6

Geeft het heilige den honden niet, noch werpt uw paarlen voor de zwijnen; opdat zij niet te eniger tijd dezelve met hun voeten vertreden, en zich omkerende, u verscheuren.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain