2 Kronieken 21:1

Daarna ontsliep Josafat met zijn vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen in de stad Davids; en zijn zoon Joram werd koning in zijn plaats.

1 Koningen 22:50

Toen zeide Ahazia, de zoon van Achab, tot Josafat: Laat mijn knechten met uw knechten op de schepen varen; maar Josafat wilde niet.

2 Koningen 8:16-17

In het vijfde jaar nu van Joram, den zoon van Achab, den koning van Israel, toen Josafat koning was van Juda, begon Jehoram, de zoon van Josafat, den koning van Juda, te regeren.

2 Kronieken 9:31

En Salomo ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem in de stad zijns vaders Davids; en zijn zoon Rehabeam werd koning in zijn plaats.

2 Kronieken 12:16

En Rehabeam ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven in de stad Davids; en zijn zoon Abia werd koning in zijn plaats.

2 Kronieken 21:20

Hij was twee en dertig jaren oud, als hij koning werd, en regeerde acht jaren te Jeruzalem; en hij ging henen zonder begeerd te zijn; en zij begroeven hem in de stad Davids, maar niet in de graven der koningen.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain