2 Kronieken 26:6
Want hij toog uit, en krijgde tegen de Filistijnen, en brak den muur van Gath, en den muur van Jabne, en den muur van Asdod; daartoe bouwde hij steden in Asdod, en onder de Filistijnen.
Jesaja 14:29
Verheug u niet, gij gans Palestina! dat de roede die u sloeg, gebroken is; want uit de wortel der slang zal een basilisk voortkomen, en haar vrucht zal een vurige vliegende draak zijn.
1 Samuël 5:1
De Filistijnen nu namen de ark Gods, en zij brachten ze van Eben-Haezer tot Asdod.
1 Samuël 5:6
Doch de hand des HEEREN was zwaar over die van Asdod, en verwoestte hen; en Hij sloeg ze met spenen, Asdod en haar landpalen.
2 Samuël 8:1
En het geschiedde daarna, dat David de Filistijnen sloeg, en bracht hen ten onder; en David nam Meteg-Amma uit der Filistijnen hand.
1 Kronieken 18:1
Het geschiedde nu na dezen, dat David de Filistijnen sloeg, en hen ten onderbracht; en hij nam Gath, en haar onderhorige plaatsen, uit der Filistijnen hand.
2 Kronieken 21:16
Zo verwekte de HEERE tegen Joram den geest der Filistijnen en der Arabieren, die aan de zijde der Moren zijn.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd