2 Kronieken 26:8
En de Ammonieten gaven Uzzia geschenken; en zijn naam ging tot den ingang van Egypte, want hij sterkte zich ten hoogste.
Genesis 19:38
En de jongste baarde ook een zoon, en noemde zijn naam Ben-Ammi; deze is de vader der kinderen Ammons, tot op dezen dag.
2 Samuël 8:2
Ook sloeg hij de Moabieten, en mat hen met een snoer, doende hen ter aarde nederliggen; en hij mat met twee snoeren om te doden, en met een vol snoer om in het leven te laten. Alzo werden de Moabieten David tot knechten, brengende geschenken.
2 Kronieken 17:11
En van de Filistijnen brachten zij Josafat geschenken met het opgelegde geld; ook brachten hem de Arabieren klein vee, zeven duizend en zevenhonderd rammen, en zeven duizend en zevenhonderd bokken.
Genesis 12:2
En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken; en wees een zegen!
Deuteronomium 2:19
En gij zult naderen tegenover de kinderen Ammons; beangstig die niet, en meng u met hen niet; want Ik zal u van het land der kinderen Ammons geen erfenis geven, dewijl Ik het aan Lots kinderen ter erfenis gegeven heb.
Richteren 11:15-18
En hij zeide tot hem: Zo zegt Jeftha: Israel heeft het land der Moabieten, en het land der kinderen Ammons niet genomen;
1 Samuël 11:1
Toen toog Nahas, de Ammoniet, op, en belegerde Jabes in Gilead. En al de mannen van Jabes zeiden tot Nahas: Maak een verbond met ons, zo zullen wij u dienen.
2 Samuël 8:13
Ook maakte zich David een naam, als hij wederkwam, nadat hij de Syriers geslagen had, in het Zoutdal, achttien duizend.
1 Koningen 4:31
Ja, hij was wijzer dan alle mensen; dan Ethan, de Ezrahiet, en Heman, en Chalcol, en Darda, de zonen van Mahol; en zijn naam was onder alle heidenen rondom.
2 Kronieken 20:1
Het geschiedde nu na dezen, dat de kinderen Moabs, en de kinderen Ammons, en het hen anderen benevens de Ammonieten, kwamen tegen Josafat ten strijde.
Mattheüs 4:24
En Zijn gerucht ging van daar uit in geheel Syrie; en zij brachten tot Hem allen, die kwalijk gesteld waren, met verscheidene ziekten en pijnen bevangen zijnde, en van den duivel bezeten, en maanzieken en geraakten; en Hij genas dezelve.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd