2 Kronieken 29:12
Toen maakten zich de Levieten op, Mahath, de zoon van Amasai, en Joel, de zoon van Azarja, van de kinderen der Kahathieten; en van de kinderen van Merari, Kis, de zoon van Abdi, en Azarja, de zoon van Jehaleel; en van de Gersonieten, Joah, de zoon van Zimma, en Eden, de zoon van Joah;
Exodus 6:16-25
De zonen van Gerson: Libni en Simei, naar hun huisgezinnen.
Numberi 3:17
Dit nu waren de zonen van Levi met hun namen: Gerson, en Kahath, en Merari.
Numberi 3:19-20
En de zonen van Kahath, naar hun geslachten; Amram en Izhar, Hebron en Uzziel.
Numberi 4:2-20
Neemt op de som der zonen van Kahath, uit het midden der zonen van Levi, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen.
1 Kronieken 6:16-21
Zo zijn dan de kinderen van Levi: Gerson, Kahath en Merari.
1 Kronieken 6:44
Hunne broeders nu, de kinderen van Merari, stonden aan de linker zijde, namelijk Ethan, de zoon van Kisi, den zoon van Abdi, den zoon van Malluch,
1 Kronieken 15:5-7
Van de kinderen van Kehath was Uriel overste, en van zijn broederen waren honderd en twintig.
1 Kronieken 23:7-23
Uit de Gersonieten waren Ladan en Simei.
2 Kronieken 31:13
Maar Jehiel, en Azazja, en Nahath, en Asahel, en Jerimoth, en Jozabad, en Eliel, en Jismachja, en Mahath, en Benaja, waren opzieners, onder de hand van Chonanja en Simei, zijn broeder; door het bevel van den koning Jehizkia en van Azaria, den overste van het huis Gods.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd