2 Kronieken 31:17
En met die gesteld waren in het geslachtsregister der priesteren naar het huis hunner vaderen, ook de Levieten van twintig jaren oud en daarboven, in hun wachten, naar hun verdelingen;
1 Kronieken 23:24
Dit zijn de kinderen van Levi, naar het huis hunner vaderen, de hoofden der vaderen, naar hun gerekenden in het getal der namen naar hun hoofden, doende het werk van den dienst van het huis des HEEREN van twintig jaren oud en daarboven.
1 Kronieken 23:27
Want naar de laatste woorden van David werden de kinderen van Levi geteld, van twintig jaren oud en daarboven;
Numberi 3:15
Tel de zonen van Levi naar het huis hunner vaderen, naar hun geslachten, al wat mannelijk is, van een maand oud en daarboven, die zult gij tellen.
Numberi 3:20
En de zonen van Merari, naar hun geslachten: Maheli en Musi; dit zijn de geslachten der Levieten, naar het huis hunner vaderen.
Numberi 4:3
Van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig jaren oud; al wie tot dezen strijd inkomt, om het werk in de tent der samenkomst te doen.
Numberi 4:38
Insgelijks de getelden der zonen van Gerson, naar hun geslachten, en naar het huis hunner vaderen;
Numberi 4:42
En de getelden van de geslachten der zonen van Merari, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen,
Numberi 4:46
Al de getelden, welke Mozes en Aaron, en de oversten van Israel geteld hebben van de Levieten, naar hun geslachten, en naar het huis hunner vaderen,
Numberi 8:24
Dit is het, wat de Levieten aangaat: van vijf en twintig jaren oud en daarboven, zullen zij inkomen, om den strijd te strijden, in den dienst van de tent der samenkomst.
Numberi 17:2-3
Spreek tot de kinderen Israels, en neem van hen voor elk vaderlijk huis een staf, van al hun oversten, naar het huis hunner vaderen, twaalf staven; eens iegelijken naam zult gij schrijven op zijn staf.
1 Kronieken 24:20-26
Van de overige kinderen van Levi nu, was van de kinderen van Amram Subael, van de kinderen van Subael was Jechdeja.
2 Kronieken 31:2
En Hizkia bestelde de verdelingen der priesteren en der Levieten, naar hun verdelingen, een ieder naar zijn dienst, de priesteren en de Levieten tot het brandoffer en tot de dankofferen, om te dienen, en om te loven, en om te prijzen in de poort van de legers des HEEREN;
Ezra 2:59
Dezen togen ook op van Tel-melah, Tel-harsa, Cherub, Addan en Immer; doch zij konden hunner vaderen huis en hun zaad niet bewijzen, of zij uit Israel waren.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd