2 Kronieken 32:16
Daartoe spraken zijn knechten nog meer tegen God, den HEERE, en tegen Zijn knecht Jehizkia.
Job 15:25-26
Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan.
Psalmen 73:9
Zij zetten hun mond tegen den hemel, en hun tong wandelt op de aarde.
Johannes 15:21
Maar al deze dingen zullen zij doen om Mijns Naams wil, omdat zij Hem niet kennen, Die Mij gezonden heeft.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd