2 Samuël 12:20

Toen stond David op van de aarde, en wies en zalfde zich, en veranderde zijn kleding, en ging in het huis des HEEREN, en bad aan; daarna kwam hij in zijn huis, en eiste brood; en zij zetten hem brood voor, en hij at.

Job 1:20

Toen stond Job op, en scheurde zijn mantel, en schoor zijn hoofd, en viel op de aarde, en boog zich neder;

Ruth 3:3

Zo baad u, en zalf u, en doe uw klederen aan, en ga af naar den dorsvloer; maar maak u den man niet bekend, totdat hij geeindigd zal hebben te eten en te drinken.

2 Samuël 6:17

Toen zij nu de ark des HEEREN inbrachten, stelden zij die in haar plaats, in het midden der tent, die David voor haar gespannen had; en David offerde brandofferen voor des HEEREN aangezicht, en dankofferen.

2 Samuël 7:18

Toen ging de koning David in, en bleef voor het aangezicht des HEEREN, en hij zeide: Wie ben ik, Heere HEERE, en wat is mijn huis, dat Gij mij tot hiertoe gebracht hebt?

Job 2:10

Maar hij zeide tot haar: Gij spreekt als een der zottinnen spreekt; ja, zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet.

Psalmen 39:9

Ik ben verstomd, ik zal mijn mond niet opendoen, want Gij hebt het gedaan.

Prediker 9:8

Laat uw klederen te allen tijd wit zijn, en laat op uw hoofd geen olie ontbreken.

Klaagliederen 3:39-41

Mem. Wat klaagt dan een levend mens? Een ieder klage vanwege zijn zonden.

Mattheüs 6:17

Maar gij, als gij vast, zalft uw hoofd, en wast uw aangezicht;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain