2 Samuël 15:12
Absalom zond ook om Achitofel, den Giloniet, Davids raad, uit zijn stad, uit Gilo te halen, als hij offeranden offerde. En de verbintenis werd sterk, en het volk kwam toe en vermeerderde bij Absalom.
Jozua 15:51
En Gosen, en Holon, en Gilo; elf steden en haar dorpen.
2 Samuël 15:31
Toen gaf men David te kennen, zeggende: Achitofel is onder degenen, die zich met Absalom hebben verbonden. Dies zeide David: O, HEERE! maak toch Achitofels raad tot zotheid.
Psalmen 41:9
Zelfs de man mijns vredes, op welken ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft de verzenen tegen mij grotelijks verheven.
2 Samuël 17:14
Toen zeide Absalom, en alle man van Israel: De raad van Husai, den Archiet, is beter dan Achitofels raad. Doch de HEERE had het geboden, om den goeden raad van Achitofel te vernietigen, opdat de HEERE het kwaad over Absalom bracht.
2 Samuël 17:23
Als nu Achitofel zag, dat zijn raad niet gedaan was, zadelde hij den ezel, en maakte zich op, en toog naar zijn huis in zijn stad, en gaf bevel aan zijn huis, en verhing zich. Alzo stierf hij, en werd begraven in zijns vaders graf.
Psalmen 55:12-14
Want het is geen vijand, die mij hoont, anders zou ik het hebben gedragen; het is mijn hater niet, die zich tegen mij groot maakt, anders zou ik mij voor hem verborgen hebben.
Numberi 23:1
Toen zeide Bileam tot Balak: Bouw mij hier zeven altaren, en bereid mij hier zeven varren en zeven rammen.
Numberi 23:14
Alzo nam hij hem mede tot het veld Zofim, op de hoogte van Pisga; en hij bouwde zeven altaren, en hij offerde een var en een ram op elk altaar.
Numberi 23:30
Balak nu deed, gelijk als Bileam gezegd had; en hij offerde een var en een ram op elk altaar.
2 Samuël 16:20-23
Toen zeide Absalom tot Achitofel: Geeft onder ulieden raad, wat zullen wij doen?
1 Koningen 21:9
En zij schreef in die brieven, zeggende: Roept een vasten uit, en zet Naboth in de hoogste plaats des volks;
1 Koningen 21:12
Zij riepen een vasten uit; en zij zetten Naboth in de hoogste plaats des volks.
1 Kronieken 27:33
En Achitofel was raad des konings; en Husai, de Archiet, was des konings vriend.
Psalmen 3:1-2
Een psalm van David, als hij vlood voor het aangezicht van zijn zoon Absalom. (1a) O HEERE! hoe zijn mijn tegenpartijders vermenigvuldigd; velen staan tegen mij op.
Psalmen 43:1-2
Doe mij recht, o God! en twist Gij mijn twistzaak; bevrijd mij van het ongoedertieren volk, van den man des bedrogs en des onrechts.
Psalmen 50:16-21
Maar tot den goddeloze zegt God: Wat hebt gij Mijn inzettingen te vertellen, en neemt Mijn verbond in uw mond?
Spreuken 21:27
Het offer der goddelozen is een gruwel; hoeveel te meer, als zij het met een schandelijk voornemen brengen!
Jesaja 1:10-16
Hoort des HEEREN woord, gij oversten van Sodom! neemt ter ore de wet onzes Gods, gij volk van Gomorra!
Micha 7:5-6
Gelooft een vriend niet, vertrouwt niet op een voornaamsten vriend; bewaar de deuren uws monds voor haar, die in uw schoot ligt.
Johannes 13:18
Ik zeg niet van u allen: Ik weet, welke Ik uitverkoren heb; maar dit geschiedt, opdat de Schrift vervuld worde: Die met Mij het brood eet, heeft tegen Mij zijn verzenen opgeheven.
Titus 1:16
Zij belijden, dat zij God kennen, maar zij verloochenen Hem met de werken, alzo zij gruwelijk zijn en ongehoorzaam, en tot alle goed werk ongeschikt.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd