2 Samuël 17:4

Dit woord nu was recht in Absaloms ogen, en in de ogen van alle oudsten Israels.

1 Samuël 18:20-21

Doch Michal, de dochter van Saul, had David lief. Toen dat Saul te kennen werd gegeven, zo was die zaak recht in zijn ogen.

1 Samuël 23:21

Toen zeide Saul: Gezegend zijt gijlieden den HEERE, dat gij u over mij ontfermd hebt!

2 Kronieken 30:4

En deze zaak was recht in de ogen des konings, en in de ogen der ganse gemeente.

Esther 1:21

Dit woord nu was goed in de ogen des konings en der vorsten; en de koning deed naar het woord van Memuchan.

Esther 5:14

Toen zeide zijn huisvrouw Zeres tot hem, mitsgaders al zijn vrienden: Men make een galg, vijftig ellen hoog, en zeg morgen aan den koning, dat men Mordechai daaraan hange; ga dan vrolijk met den koning tot dien maaltijd. Deze raad nu dacht Haman goed, en hij deed de galg maken.

Romeinen 1:32

Dewelken, daar zij het recht Gods weten,, namelijk, dat degenen, die zulke dingen doen, des doods waardig zijn) niet alleen dezelve doen, maar ook mede een welgevallen hebben in degenen, die ze doen.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain