2 Samuël 19:29
Toen zeide de koning tot hem: Waarom spreekt gij meer van uw zaken? Ik heb gezegd: Gij en Ziba, deelt het land.
Deuteronomium 19:17-19
Zo zullen die twee mannen, welke den twist hebben, staan voor het aangezicht des HEEREN, voor het aangezicht der priesters, en der rechters, die in diezelve dagen zullen zijn.
Job 19:16-17
Ik riep mijn knecht, en hij antwoordde niet; ik smeekte met mijn mond tot hem.
Psalmen 82:2
Hoe lang zult gijlieden onrecht oordelen, en het aangezicht der goddelozen aannemen? Sela.
Psalmen 101:5
Die zijn naaste in het heimelijke achterklapt; dien zal ik verdelgen; die hoog van ogen is, en trots van hart, die zal ik niet vermogen.
Spreuken 18:13
Die antwoord geeft, eer hij zal gehoord hebben, dat is hem dwaasheid en schande.
Handelingen 18:15
Maar indien er geschil is over een woord, en namen, en over de wet, die onder u is, zo zult gij zelven toezien; want ik wil over deze dingen geen rechter zijn.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd