2 Samuël 24:11
Als nu David des morgens opstond, zo geschiedde het woord des HEEREN tot den profeet Gad, Davids ziener, zeggende:
1 Samuël 9:9
(Eertijds zeide een ieder aldus in Israel, als hij ging om God te vragen: Komt en laat ons gaan tot den ziener; want die heden een profeet genoemd wordt, die werd eertijds een ziener genoemd.)
1 Samuël 22:5
Doch de profeet Gad zeide tot David: Blijf in de vesting niet, ga heen, en ga in het land van Juda. Toen ging David heen, en hij kwam in het woud Chereth.
1 Kronieken 29:29
De geschiedenissen nu van den koning David, de eerste en de laatste, ziet, die zijn geschreven in de geschiedenissen van Samuel, den ziener, en in de geschiedenissen van den profeet Nathan, en in de geschiedenissen van Gad, den ziener;
1 Kronieken 2:19
Als nu Azuba gestorven was, zo nam zich Kaleb Efrath, die baarde hem Hur.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd