3 Wij moeten God te allen tijd danken over u, broeders, gelijk billijk is, omdat uw geloof zeer wast, en dat de liefde eens iegelijken van u allen jegens elkander overvloedig wordt;
3 We ought always to give thanks to God for you, brethren, as is only fitting, because your faith is greatly enlarged, and the love of each one of you toward one another grows ever greater;
4 Alzo dat wij zelven van u roemen in de Gemeenten Gods, over uw lijdzaamheid en geloof in al uw vervolgingen en verdrukkingen, die gij verdraagt;
4 therefore, we ourselves speak proudly of you among the churches of God for your perseverance and faith in the midst of all your persecutions and afflictions which you endure.
10 Wanneer Hij zal gekomen zijn, om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen, en wonderbaar te worden in allen, die geloven (overmits onze getuigenis onder u is geloofd geworden) in dien dag.
10 when He comes to be glorified in His saints on that day, and to be marveled at among all who have believed—for our testimony to you was believed.
11 Waarom wij ook altijd bidden voor u, dat onze God u waardig achte der roeping, en vervulle al het welbehagen Zijner goedigheid, en het werk des geloofs met kracht.
11 To this end also we pray for you always, that our God will count you worthy of your calling, and fulfill every desire for goodness and the work of faith with power,