Colossenzen 1:28

Denwelken wij verkondigen, vermanende een iegelijk mens, en lerende een iegelijk mens in alle wijsheid, opdat wij zouden een iegelijk mens volmaakt stellen in Christus Jezus;

1 Corinthiërs 2:6

En wij spreken wijsheid onder de volmaakten; doch een wijsheid, niet dezer wereld, noch der oversten dezer wereld, die te niet worden;

Colossenzen 1:22

In het lichaam Zijns vleses, door den dood, opdat Hij u zou heilig en onberispelijk en onbeschuldiglijk voor Zich stellen;

Mattheüs 5:48

Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is.

Handelingen 20:31

Daarom waakt, en gedenkt, dat ik drie jaren lang nacht en dag, niet opgehouden heb een iegelijk met tranen te vermanen.

Efeziërs 5:27

Opdat Hij haar Zichzelven heerlijk zou voorstellen, een Gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk.

Deuteronomium 4:5

Ziet, ik heb u geleerd de inzettingen en rechten, gelijk als de HEERE, mijn God, mij geboden heeft; opdat gij alzo doet in het midden des lands, waar gij naar toe gaat, om het te erven.

Spreuken 8:5

Gij slechten! verstaat kloekzinnigheid, en gij zotten! verstaat met het hart.

Prediker 12:9

En voorts, dewijl de prediker wijs geweest is, zo leerde hij het volk nog wetenschap, en merkte op, en onderzocht; hij stelde vele spreuken in orde.

Jeremia 3:15

En Ik zal ulieden herders geven naar Mijn hart; die zullen u weiden met wetenschap en verstand.

Jeremia 6:10

Tot wie zal ik spreken en betuigen, dat zij het horen? Ziet, hun oor is onbesneden, dat zij niet kunnen toeluisteren; ziet, het woord des HEEREN is hun tot een smaad, zij hebben geen lust daartoe.

Ezechiël 3:17-21

Mensenkind! Ik heb u tot een wachter gesteld over het huis Israels; zo zult gij het woord uit Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege waarschuwen.

Ezechiël 7:10

Ziet, de dag, ziet, de morgenstond is gekomen, de morgenstond is voortgekomen, de roede heeft gebloeid, de hovaardij heeft gegroend.

Ezechiël 33:4-9

En een, die het geluid der bazuin hoort, wel hoort, maar zich niet laat waarschuwen; en het zwaard komt, en neemt hem weg, diens bloed is op zijn hoofd.

Mattheüs 3:7

Hij dan, ziende velen van de Farizeen en Sadduceen tot zijn doop komen, sprak tot hen: Gij adderengebroedsels! wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn?

Mattheüs 28:20

En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen.

Markus 6:34

En Jezus, uitgaande, zag een grote schare, en werd innerlijk met ontferming bewogen over hen; want zij waren als schapen, die geen herder hebben; en Hij begon hun vele dingen te leren.

Lukas 21:15

Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken, noch wederstaan allen, die zich tegen u zetten.

Handelingen 3:20

En Hij gezonden zal hebben Jezus Christus, Die u tevoren gepredikt is;

Handelingen 5:42

En zij hielden niet op, allen dag, in den tempel en bij de huizen, te leren, en Jezus Christus te verkondigen.

Handelingen 8:5

En Filippus kwam af in de stad van Samaria, en predikte hun Christus.

Handelingen 8:35

En Filippus deed zijn mond open en beginnende van diezelfde Schrift, verkondigde hem Jezus.

Handelingen 9:20

En hij predikte terstond Christus in de synagogen, dat Hij de Zoon van God is.

Handelingen 10:36

Dit is het woord, dat Hij gezonden heeft den kinderen Israels, verkondigende vrede door Jezus Christus; deze is een Heere van allen.

Handelingen 11:20

En er waren enige Cyprische en Cyreneische mannen uit hen, welken te Antiochie gekomen zijnde, spraken tot de Grieksen, verkondigende den Heere Jezus.

Handelingen 13:38

Zo zij u dan bekend, mannen broeders, dat door Dezen u vergeving der zonden verkondigd wordt;

Handelingen 17:3

Dezelve openende, en voor ogen stellende, dat de Christus moest lijden en opstaan uit de doden, en dat deze Jezus is de Christus, Dien ik, zeide hij, ulieden verkondige.

Handelingen 17:18

En sommigen van de Epikureische en Stoische wijsgeren streden met hem; en sommigen zeiden: Wat wil toch deze klapper zeggen? Maar anderen zeiden: Hij schijnt een verkondiger te zijn van vreemde goden; omdat hij hun Jezus en de opstanding verkondigde.

Handelingen 20:27-28

Want ik heb niet achtergehouden, dat ik u niet zou verkondigd hebben al den raad Gods.

Romeinen 16:25

Hem nu, Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest;

1 Corinthiërs 1:23

Doch wij prediken Christus, den Gekruisigde, den Joden wel een ergernis, en den Grieken een dwaasheid;

1 Corinthiërs 1:30

Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing;

1 Corinthiërs 2:15

Doch de geestelijke mens onderscheidt wel alle dingen, maar hij zelf wordt van niemand onderscheiden.

1 Corinthiërs 4:14

Ik schrijf deze dingen niet om u te beschamen, maar als mijn lieve kinderen vermaan ik u.

1 Corinthiërs 12:8

Want dezen wordt door den Geest gegeven het woord der wijsheid, en een ander het woord der kennis, door denzelfden Geest;

1 Corinthiërs 15:12

Indien nu Christus gepredikt wordt, dat Hij uit de doden opgewekt is, hoe zeggen sommigen onder u, dat er geen opstanding der doden is?

2 Corinthiër 4:5

Want wij prediken niet onszelven, maar Christus Jezus, den Heere; en onszelven, dat wij uw dienaars zijn om Jezus' wil.

2 Corinthiër 10:14

Want wij strekken onszelven niet te wijd uit, als die tot u niet zouden komen; want wij zijn ook gekomen tot u toe, in het Evangelie van Christus;

2 Corinthiër 11:2

Want ik ben ijverig over u met een ijver Gods; want ik heb ulieden toebereid, om u als een reine maagd aan een man voor te stellen, namelijk aan Christus.

Efeziërs 3:8

Mij, den allerminste van al de heiligen, is deze genade gegeven, om onder de heidenen door het Evangelie te verkondigen den onnaspeurlijken rijkdom van Christus,

Efeziërs 4:11-13

En Dezelfde heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars;

Filippenzen 1:15-18

Sommigen prediken ook wel Christus door nijd en twist, maar sommigen ook door goedwilligheid.

Colossenzen 2:10

En gij zijt in Hem volmaakt, Die het Hoofd is van alle overheid en macht;

Colossenzen 3:16

Het woord van Christus wone rijkelijk in u, in alle wijsheid; leert en vermaant elkander, met psalmen en lofzangen, en geestelijke liederen, zingende den Heere met aangenaamheid in uw hart.

1 Thessalonicenzen 4:6

Dat niemand zijn broeder vertrede, noch bedriege in zijn handeling; want de Heere is een wreker over dit alles, gelijk wij u ook te voren gezegd en betuigd hebben.

1 Thessalonicenzen 5:12-14

En wij bidden u, broeders, erkent degenen, die onder u arbeiden, en uw voorstanders zijn in den Heere, en u vermanen;

1 Timotheüs 3:2

Een opziener dan moet onberispelijk zijn, ener vrouwe man, wakker, matig, eerbaar, gaarne herbergende, bekwaam om te leren;

1 Timotheüs 3:16

En buiten allen twijfel, de verborgenheid der godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het vlees, is gerechtvaardigd in den Geest, is gezien van de engelen, is gepredikt onder de heidenen, is geloofd in de wereld, is opgenomen in heerlijkheid.

2 Timotheüs 2:24-25

En een dienstknecht des Heeren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te leren, en die de kwaden kan verdragen;

Hebreeën 10:14

Want met een offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden.

Hebreeën 13:21

Die volmake u in alle goed werk, opdat gij Zijn wil moogt doen; werkende in u, hetgeen voor Hem welbehagelijk is, door Jezus Christus; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.

2 Petrus 3:15

En acht de lankmoedigheid onzes Heeren voor zaligheid; gelijkerwijs ook onze geliefde broeder Paulus, naar de wijsheid, die hem gegeven is, ulieden geschreven heeft;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd