Daniël 4:2
Het behaagt mij te verkondigen de tekenen en wonderen, die de allerhoogste God aan mij gedaan heeft.
Daniël 3:26
Toen naderde Nebukadnezar tot de deur van den oven des brandenden vuurs, antwoordde en sprak: Gij Sadrach, Mesach en Abed-nego, gij knechten des allerhoogsten Gods! gaat uit en komt hier! Toen gingen Sadrach, Mesach en Abed-nego uit het midden des vuurs.
Jozua 7:19
Toen zeide Jozua tot Achan: Mijn zoon! Geef toch den HEERE, den God van Israel, de eer, en doe voor Hem belijdenis; en geef mij toch te kennen, wat gij gedaan hebt, verberg het voor mij niet.
Psalmen 51:14
Verlos mij van bloedschulden, o God, Gij, God mijns heils! zo zal mijn tong Uw gerechtigheid vrolijk roemen.
Psalmen 66:16
Komt, hoort toe, o allen gij, die God vreest, en ik zal vertellen, wat Hij aan mijn ziel gedaan heeft.
Psalmen 71:18
Daarom ook, terwijl de ouderdom en grijsheid daar is, verlaat mij niet, o God, totdat ik dezen geslachte verkondige Uw arm, allen nakomelingen Uw macht.
Psalmen 92:1-2
Een psalm, een lied, op den sabbatdag. (1a) Het is goed, dat men den HEERE love, en Uw Naam psalmzinge, o Allerhoogste!
Handelingen 22:3-16
Ik ben een Joods man, en te Tarsen in Cilicie geboren, opgevoed in deze stad, aan de voeten van Gamaliel onderwezen naar de bescheidenste wijze der vaderlijke wet, zijnde een ijveraar Gods, gelijkerwijs gij allen heden zijt;
Handelingen 26:9-16
Ik meende waarlijk bij mijzelven, dat ik tegen den Naam van Jezus van Nazareth vele wederpartijdige dingen moest doen.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd