Deuteronomium 11:29

En het zal geschieden, als u de HEERE, uw God, zal hebben ingebracht in het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven; dan zult gij den zegen uitspreken op den berg Gerizim, en den vloek op den berg Ebal.

Deuteronomium 27:12-26

Dezen zullen staan, om het volk te zegenen op den berg Gerizim, als gij over de Jordaan gegaan zult zijn: Simeon, en Levi, en Juda, en Issaschar, en Jozef, en Benjamin.

Jozua 8:30-35

Toen bouwde Jozua een altaar den HEERE, den God van Israel, op den berg Ebal;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain