Deuteronomium 14:19
Ook al het kruipend gevogelte zal ulieden onrein zijn; zij zullen niet gegeten worden.
Leviticus 11:20-23
Alle kruipend gevogelte, dat op vier voeten gaat, zal u een verfoeisel zijn.
Filippenzen 3:19
Welker einde is het verderf, welker God is de buik, en welker heerlijkheid is in hun schande, dewelken aardse dingen bedenken.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd