En het zal geschieden, dat de eerstgeborene, dien zij zal baren, zal staan in den naam zijns broeders, des verstorvenen; opdat zijn naam niet uitgedelgd worde uit Israel.

En dat Ezau zag, dat de dochteren van Kanaan kwaad waren in de ogen van Izak, zijn vader;

Laat van Mij af, dat Ik hen verdelge, en hun naam van onder den hemel uitdoe; en Ik zal u tot een machtiger en meerder volk maken, dan dit is.

Zo zullen zijn vader en zijn moeder hem grijpen, en zij zullen hem uitbrengen tot de oudsten zijner stad, en tot de poorte zijner plaats.

De HEERE zal hem niet willen vergeven; maar alsdan zal des HEEREN toorn en ijver roken over denzelven man, en al de vloek, die in dit boek geschreven is, zal op hem liggen; en de HEERE zal zijn naam van onder den hemel uitdelgen.

En Boaz ging op in de poort, en zette zich aldaar en ziet, de losser, van welken Boaz gesproken had, ging voorbij; zo zeide hij: Wijk herwaarts, zet u hier, gij, zulk een! En hij week derwaarts, en zette zich.

Daartoe aanvaard ik mij ook Ruth, de Moabietische, de huisvrouw van Machlon, tot een vrouw, om den naam des verstorvenen over zijn erfdeel te verwekken, opdat de naam des verstorvenen niet worde uitgeroeid van zijn broederen, en van de poort zijner plaats; gijlieden zijt heden getuigen.

Gij hebt de heidenen gescholden, den goddeloze verdaan, hun naam uitgedelgd, tot in eeuwigheid en altoos.

Dat zijn nakomelingen uitgeroeid worden; hun naam worde uitgedelgd in het andere geslacht.

Treasury of Scripture Knowledge did not add

Public domain

All Translations
Dutch Staten Vertaling