Deuteronomium 27:10
Daarom zult gij der stem des HEEREN, uws Gods, gehoorzaam zijn, en gij zult doen Zijn geboden en Zijn inzettingen, die ik u heden gebiede.
Leviticus 19:2
Spreek tot de ganse vergadering der kinderen Israels, en zeg tot hen: Gij zult heilig zijn, want Ik, de HEERE, uw God, ben heilig!
Deuteronomium 10:12-13
Nu dan, Israel! wat eist de HEERE, uw God van u dan den HEERE, uw God, te vrezen, in al Zijn wegen te wandelen, en Hem lief te hebben, en den HEERE, uw God, te dienen, met uw ganse hart en met uw ganse ziel;
Deuteronomium 11:1
Daarom zult gij den HEERE, uw God, liefhebben, en gij zult te allen dage onderhouden Zijn bevel, en Zijn inzettingen, en Zijn rechten, en Zijn geboden.
Deuteronomium 11:7-8
Want het zijn uw ogen, die gezien hebben al dit grote werk des HEEREN, dat Hij gedaan heeft.
Micha 4:5
Want alle volken zullen wandelen, elk in den naam zijns gods; maar wij zullen wandelen in den Naam des HEEREN, onzes Gods, eeuwiglijk en altoos.
Micha 6:8
Hij heeft u bekend gemaakt, o mens! wat goed is; en wat eist de HEERE van u, dan recht te doen, en weldadigheid lief te hebben, en ootmoediglijk te wandelen met uw God?
Mattheüs 5:48
Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is.
Efeziërs 4:17-24
Ik zeg dan dit, en betuig het in den Heere, dat gij niet meer wandelt, gelijk als de andere heidenen wandelen in de ijdelheid huns gemoeds.
1 Petrus 1:14-16
Als gehoorzame kinderen, wordt niet gelijkvormig aan de begeerlijkheden, die te voren in uw onwetendheid waren;
1 Petrus 4:1-3
Dewijl dan Christus voor ons in het vlees geleden heeft, zo wapent gij u ook met dezelfde gedachte, namelijk dat wie in het vlees geleden heeft, die heeft opgehouden van de zonde;
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd