Deuteronomium 28:19

Vervloekt zult gij zijn in uw ingaan, en vervloekt zult gij zijn in uw uitgaan.

Deuteronomium 28:6

Gezegend zult gij zijn in uw ingaan, gezegend zult gij zijn in uw uitgaan.

Richteren 5:6-7

In de dagen van Samgar, den zoon van Anath, in de dagen van Jael, hielden de wegen op, en die op paden wandelden, gingen kromme wegen.

2 Kronieken 15:5

En in die tijden was er geen vrede voor dengene, die uitging, en dengene, die inkwam; maar vele beroerten waren over al de inwoners van die landen;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain