Deuteronomium 28:6

Gezegend zult gij zijn in uw ingaan, gezegend zult gij zijn in uw uitgaan.

Psalmen 121:8

De HEERE zal uw uitgang en uw ingang bewaren, van nu aan tot in der eeuwigheid.

Numberi 27:17

Die voor hun aangezicht uitga, en die voor hun aangezicht inga, en die hen uitleide, en die hen inleide; opdat de vergadering des HEEREN niet zij als schapen, die geen herder hebben.

Deuteronomium 31:2

En zeide tot hen: Ik ben heden honderd en twintig jaren oud; ik zal niet meer kunnen uitgaan en ingaan; daartoe heeft de HEERE tot mij gezegd: Gij zult over deze Jordaan niet gaan.

2 Samuël 3:25

Gij kent Abner, den zoon van Ner; dat hij gekomen is om u te overreden, en om te weten uw uitgang en uw ingang, ja, om te weten alles, wat gij doet.

2 Kronieken 1:10

Geef mij nu wijsheid en wetenschap, dat ik voor het aangezicht van dit volk uitga en inga; want wie zou dit Uw groot volk kunnen richten?

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain