Deuteronomium 3:18
Voorts gebood ik ulieden ter zelfder tijd, zeggende: De HEERE, uw God, heeft u dit land gegeven om het te erven; allen dan, die strijdbare mannen zijt, trekt gewapend door voor het aangezicht van uw broederen, de kinderen Israels.
Jozua 4:12-13
En de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, mitsgaders de halve stam van Manasse, trokken gewapend voor het aangezicht der kinderen Israels, gelijk als Mozes tot hen gesproken had.
Numberi 32:20-24
Toen zeide Mozes tot hen: Indien gij deze zaak doen zult, indien gij u voor het aangezicht des HEEREN zult toerusten ten strijde,
Jozua 1:12-15
En Jozua sprak tot de Rubenieten en Gadieten, en den halven stam van Manasse, zeggende:
Jozua 22:1-9
Toen riep Jozua de Rubenieten, en de Gadieten, en den halven stam van Manasse,
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd