Deuteronomium 34:9

Jozua nu, de zoon van Nun, was vol van den Geest der wijsheid; want Mozes had zijn handen op hem gelegd; zo hoorden de kinderen Israels naar hem, en deden gelijk als de HEERE Mozes geboden had.

Jesaja 11:2

En op Hem zal de Geest des HEEREN rusten, de Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des raads en der sterkte, de Geest der kennis en der vreze des HEEREN.

Daniël 6:3

En over dezelve drie vorsten, van dewelke Daniel de eerste zou zijn, denwelken die stadhouders zelfs zouden rekenschap geven, opdat de koning geen schade leed.

Exodus 31:3

En Ik heb hem vervuld met den Geest Gods, met wijsheid, en met verstand, en met wetenschap, namelijk in alle handwerk;

Numberi 11:17

Zo zal Ik afkomen en met u aldaar spreken; en van den Geest, die op u is, zal Ik afzonderen, en op hen leggen; en zij zullen met u den last van dit volk dragen, opdat gij dien alleen niet draagt.

Numberi 27:18-23

Toen zeide de HEERE tot Mozes: Neem tot u Jozua, den zoon van Nun, een man, in wien de Geest is; en leg uw hand op hem;

Jozua 1:16-18

Toen antwoordden zij Jozua, zeggende: Al wat gij ons geboden hebt, zullen wij doen, en alom, waar gij ons zenden zult, zullen wij gaan.

1 Koningen 3:9

Geef dan Uw knecht een verstandig hart, om Uw volk te richten, verstandelijk onderscheidende tussen goed en kwaad; want wie zou dit Uw zwaar volk kunnen richten?

1 Koningen 3:12

Zie, Ik heb gedaan naar uw woorden; zie, Ik heb u een wijs en verstandig hart gegeven, dat uws gelijke voor u niet geweest is, en uws gelijke na u niet opstaan zal.

2 Koningen 2:9

Het geschiedde nu, als zij overgekomen waren, dat Elia zeide tot Elisa: Begeer wat ik u doen zal, eer ik van bij u weggenomen worde. En Elisa zeide: Dat toch twee delen van uw geest op mij zijn!

2 Koningen 2:15

Als nu de kinderen der profeten, die tegenover te Jericho waren, hem zagen, zo zeiden zij: De geest van Elia rust op Elisa; en zij kwamen hem tegemoet, en bogen zich voor hem neder ter aarde.

Johannes 3:34

Want Dien God gezonden heeft, Die spreekt de woorden Gods; want God geeft Hem de Geest niet met mate.

Handelingen 6:6

Welken zij voor de apostelen stelden; en dezen, als zij gebeden hadden, legden hun de handen op.

Handelingen 8:17-19

Toen legden zij de handen op hen, en zij ontvingen den Heiligen Geest.

Colossenzen 2:3

In Denwelken al de schatten der wijsheid en der kennis verborgen zijn.

1 Timotheüs 4:14

Verzuim de gave niet, die in u is, die u gegeven is door de profetie, met oplegging der handen des ouderlingschaps.

1 Timotheüs 5:22

Leg niemand haastelijk de handen op, en heb geen gemeenschap aan anderer zonden; bewaar uzelven rein.

Treasury of Scripture Knowledge did not add