Exodus 12:31
Toen riep hij Mozes en Aaron in den nacht, en zeide: Maakt u op, trekt uit het midden van mijn volk, zo gijlieden als de kinderen van Israel; en gaat heen, dient den HEERE, gelijk gijlieden gesproken hebt.
Exodus 10:9
En Mozes zeide: Wij zullen gaan met onze jonge en met onze oude lieden; met onze zonen en met onze dochteren, met onze schapen en met onze runderen zullen wij gaan; want wij hebben een feest des HEEREN.
Exodus 3:19-20
Doch Ik weet, dat de koning van Egypte ulieden niet zal laten gaan, ook niet door een sterke hand.
Exodus 6:1
Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE,
Exodus 8:8
En Farao riep Mozes en Aaron, en zeide: Bidt vuriglijk tot den HEERE, dat Hij de vorsen van mij en van mijn volk wegneme; zo zal ik het volk trekken laten, dat zij den HEERE offeren.
Exodus 10:29-1
Mozes nu zeide: Gij hebt recht gesproken; ik zal niet meer uw aangezicht zien!
Exodus 11:8
Dan zullen al deze uw knechten tot mij afkomen, en zich voor mij neigen, zeggende: Trek uit, gij en al het volk, dat uw voetstappen volgt; en daarna zal ik uitgaan. En hij ging uit van Farao in hitte des toorns.
Psalmen 105:38
Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd