Exodus 14:25

En Hij stiet de raderen hunner wagenen weg, en deed ze zwaarlijk voortvaren. Toen zeiden de Egyptenaars: Laat ons vlieden van het aangezicht van Israel, want de HEERE strijdt voor hen tegen de Egyptenaars.

Exodus 14:14

De HEERE zal voor ulieden strijden, en gij zult stil zijn.

Deuteronomium 3:22

Vreest ze niet; want de HEERE, uw God, strijdt voor ulieden.

Richteren 4:15

En de HEERE versloeg Sisera, met al zijn wagenen, en het ganse heirleger, door de scherpte de zwaards, voor het aangezicht van Barak; dat Sisera van den wagen afklom, en vluchtte op zijn voeten.

1 Samuël 4:7-8

Daarom vreesden de Filistijnen, want zij zeiden: God is in het leger gekomen. En zij zeiden: Wee ons, want dergelijke is gisteren en eergisteren niet geschied!

Job 11:20

Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.

Job 20:24

Hij zij gevloden van de ijzeren wapenen, de stalen boog zal hem doorschieten.

Job 27:22

En God zal dit over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden.

Psalmen 46:9

Die de oorlogen doet ophouden tot aan het einde der aarde, de boog verbreekt, en de spies aan twee slaat, de wagenen met vuur verbrandt.

Psalmen 68:12

De koningen der heirscharen vloden weg, zij vloden weg; en zij, die te huis bleef, deelde den roof uit.

Psalmen 76:6

Van Uw schelden, o God van Jakob! is samen wagen en paard in slaap gezonken.

Jeremia 51:21

En door u zal Ik in stukken slaan het paard en zijn ruiter; en door u zal Ik in stukken slaan den wagen en zijn ruiter.

Amos 1:14

Daarom zal Ik een vuur aansteken in den muur van Rabba, dat zal haar paleizen verteren; met een gejuich ten dage des strijds, met een onweder ten dage des wervelwinds.

Amos 5:19

Als wanneer iemand vlood voor het aangezicht eens leeuws, en hem ontmoette een beer; of dat hij kwam in een huis, en leunde met zijn hand aan den wand, en hem beet een slang.

Amos 9:1

Ik zag den Heere staan op het altaar, en Hij zeide: Sla dien knoop, dat de posten beven, en doorkloof ze allen in het hoofd; en Ik zal hun achterste met het zwaard doden; en vliedende zal onder hen niet ontvlieden, noch de ontkomende onder hen behouden worden.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain