2 Een el zal zijn lengte zijn, en een el zijn breedte, vierkant zal het zijn, maar twee ellen deszelfs hoogte; uit hetzelve zullen zijn hoornen zijn.
2 Its length shall be a cubit, and its width a cubit, it shall be square, and its height shall be two cubits; its horns shall be of one piece with it.
4 Gij zult ook twee gouden ringen daaraan maken, onder zijn krans; aan zijn twee zijden zult gij dezelve maken, aan zijn beide zijden; en zij zullen zijn tot plaatsen voor de handbomen, dat men het daarmede drage.
4 You shall make two gold rings for it under its molding; you shall make them on its two side walls—on opposite sides—and they shall be holders for poles with which to carry it.
6 En gij zult het zetten voor den voorhang, die voor de ark der getuigenis zijn zal; voor het verzoendeksel, hetwelk zijn zal boven de getuigenis, waarheen Ik met u samenkomen zal.
6 You shall put this altar in front of the veil that is near the ark of the testimony, in front of the mercy seat that is over the ark of the testimony, where I will meet with you.
8 En als Aaron de lampen aansteken zal, tussen de twee avonden, zal hij dat aansteken; het zal een gedurig reukwerk zijn, voor het aangezicht des HEEREN, bij uw geslachten.
8 When Aaron trims the lamps at twilight, he shall burn incense. There shall be perpetual incense before the Lord throughout your generations.
10 En Aaron zal eens in het jaar over deszelfs hoornen verzoening doen, met het bloed des zondoffers der verzoeningen; eens in het jaar zal hij verzoening daarop doen bij uw geslachten; het is heiligheid der heiligheden den HEERE!
10 Aaron shall make atonement on its horns once a year; he shall make atonement on it with the blood of the sin offering of atonement once a year throughout your generations. It is most holy to the Lord.”
12 Als gij de som van de kinderen Israels opnemen zult, naar de getelden onder hen, zo zullen zij een iegelijk de verzoening zijner ziel den HEERE geven, als gij hen tellen zult; opdat onder hen geen plage zij, als gij hen tellen zult.
12 “When you take a census of the sons of Israel to number them, then each one of them shall give a ransom for himself to the Lord, when you number them, so that there will be no plague among them when you number them.
13 Dit zullen zij geven, al die tot de getelden overgaat, de helft eens sikkels, naar de sikkel des heiligdoms (deze sikkel is twintig gera); de helft eens sikkels is een hefoffer den HEERE.
13 This is what everyone who is numbered shall give: half a shekel according to the shekel of the sanctuary (the shekel is twenty gerahs), half a shekel as a contribution to the Lord.
15 De rijke zal het niet vermeerderen, en de arme zal het niet verminderen van de helft des sikkels, als gij het hefoffer des HEEREN geeft om voor uw zielen verzoening te doen.
15 The rich shall not pay more and the poor shall not pay less than the half shekel, when you give the contribution to the Lord to make atonement for yourselves.
16 Gij dan zult het geld der verzoeningen van de kinderen Israels nemen, en zult het leggen tot den dienst van de tent der samenkomst; en het zal den kinderen Israels ter gedachtenis zijn, voor het aangezicht des HEEREN, om voor uw zielen verzoening te doen.
16 You shall take the atonement money from the sons of Israel and shall give it for the service of the tent of meeting, that it may be a memorial for the sons of Israel before the Lord, to make atonement for yourselves.”
18 Gij zult ook een koperen wasvat maken, met zijn koperen voet, om te wassen; en gij zult het zetten tussen de tent der samenkomst, en tussen het altaar, en gij zult water daarin doen;
18 “You shall also make a laver of bronze, with its base of bronze, for washing; and you shall put it between the tent of meeting and the altar, and you shall put water in it.
20 Wanneer zij in de tent der samenkomst zullen gaan, zo zullen zij zich met water wassen, opdat zij niet sterven; of wanneer zij tot het altaar naderen, om te dienen, dat zij het vuuroffer den HEERE aansteken;
20 when they enter the tent of meeting, they shall wash with water, so that they will not die; or when they approach the altar to minister, by offering up in smoke a fire sacrifice to the Lord.
21 Zij zullen dan hun handen en voeten wassen, opdat zij niet sterven; en dit zal hun een eeuwige inzetting zijn, voor hem en zijn zaad, bij hun geslachten.
21 So they shall wash their hands and their feet, so that they will not die; and it shall be a perpetual statute for them, for Aaron and his descendants throughout their generations.”
23 Gij nu, neem u de voornaamste specerijen, de zuiverste mirre, vijfhonderd sikkels, en specerijkaneel, half zoveel namelijk tweehonderd en vijftig sikkels, ook specerijkalmus, tweehonderd en vijftig sikkels;
23 “Take also for yourself the finest of spices: of flowing myrrh five hundred shekels, and of fragrant cinnamon half as much, two hundred and fifty, and of fragrant cane two hundred and fifty,
34 Verder zeide de HEERE tot Mozes: Neem tot u welriekende specerijen, mirresap, en oniche, en galban, deze welriekende specerijen, en zuiveren wierook; dat elk bijzonder zij.
34 Then the Lord said to Moses, “Take for yourself spices, stacte and onycha and galbanum, spices with pure frankincense; there shall be an equal part of each.
36 En gij zult van hetzelve heel klein pulver stoten, en gij zult daarvan leggen voor de getuigenis in de tent der samenkomst, waarheen Ik tot u komen zal; het zal ulieden heiligheid der heiligheden zijn.
36 You shall beat some of it very fine, and put part of it before the testimony in the tent of meeting where I will meet with you; it shall be most holy to you.