Exodus 39:26
Dat er een schelletje, daarna een granaatappel was; wederom een schelletje, en een granaatappel; aan de zomen des mantels rondom; om te dienen, gelijk als de HEERE aan Mozes geboden had.
Exodus 28:34
Dat er een gouden schelletje, daarna een granaatappel zij; wederom een gouden schelletje, en een granaatappel, aan de zomen des mantels rondom.
Deuteronomium 22:12
Snoeren zult gij u maken aan de vier hoeken uws opperkleeds, waarmede gij u bedekt.
Hooglied 4:3
Uw lippen zijn als een scharlaken snoer, en uw spraak is liefelijk; de slaap uws hoofds is als een stuk van een granaatappel tussen uw vlechten.
Hooglied 4:13
Uw scheuten zijn een paradijs van granaatappelen, met edele vruchten, cyprus met nardus;
Hooglied 6:7
Uw wangen zijn als een stuk van een granaatappel tussen uw vlechten.
Mattheüs 9:20
(En ziet, een vrouw die twaalf jaren het bloedvloeien gehad had, komende tot Hem van achteren, raakte den zoom Zijns kleeds aan;
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd