Ezechiël 12:5
Doorgraaf u den wand voor hun ogen, en breng daardoor uw gereedschap uit.
2 Koningen 25:4
Toen werd de stad doorgebroken, en al de krijgslieden vloden des nachts door den weg der poort, tussen de twee muren, die aan des konings hof waren (de Chaldeen nu waren tegen de stad rondom), en de koning trok door den weg des vlakken velds.
Jeremia 39:2-4
In het elfde jaar van Zedekia, in de vierde maand, op den negenden der maand, werd de stad doorgebroken.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd