Ezra 2:22
De mannen van Netofa, zes en vijftig.
2 Samuël 23:28
Zalmon, de Ahohiet; Maharai, de Netofathiet;
1 Kronieken 2:54
De kinderen van Salma waren de Bethlehemieten, en de Netofathieten, Atroth, Beth-Joab, en de helft der Manathieten, en de Zorieten.
Nehemia 7:26
De mannen van Bethlehem en Netofa, honderd acht en tachtig;
Jeremia 40:8
Zo kwamen zij tot Gedalia te Mizpa, namelijk, Ismael, de zoon van Nethanja, en Johanan en Jonathan, de zonen van Kareah, en Seraja, de zoon van Tanhumeth, en de zonen van Efai, den Netofathiet, en Jezanja, de zoon eens Maachathiets, zij en hun mannen.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd