Ezra 2:36
De priesters. De kinderen van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd drie en zeventig.
1 Kronieken 9:10
Van de priesteren nu, Jedaja, en Jojarib, en Jachin,
1 Kronieken 24:7-18
Het eerste lot nu ging uit voor Jojarib, het tweede voor Jedaja,
Ezra 3:9
Toen stond Jesua, zijn zonen en zijn broederen, en Kadmiel met zijn zonen, kinderen van Juda, als een man, om opzicht te hebben over degenen, die het werk deden aan het huis Gods, met de zonen van Henadad, hun zonen en hun broederen, de Levieten.
Nehemia 7:39
De priesters: de kinderen van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd drie en zeventig;
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd