En Ofir, en Havila, en Jobab; deze allen waren zonen van Joktan.

En zij kwamen te Ofir, en haalden van daar aan goud, vierhonderd en twintig talenten, en brachten het tot den koning Salomo.

De naam der eerste rivier is Pison; deze is het, die het ganse land van Havila omloopt, waar het goud is.

En zij woonden van Havila tot Sur toe, hetwelk tegenover Egypte is, daar gij gaat naar Assur; hij heeft zich nedergeslagen voor het aangezicht van al zijn broederen.

Toen sloeg Saul de Amalekieten van Havila af, tot daar gij komt te Sur, dat voor aan Egypte is.

Toen was er geen koning in Edom, maar een stadhouder des konings.

En Jismerai, en Jizlia en Jobab, de kinderen van Elpaal.

Van de priesteren nu, Jedaja, en Jojarib, en Jachin,

Daartoe hun broeders, hoofden in de huizen hunner vaderen, duizend zevenhonderd en zestig, kloeke helden aan het werk van den dienst van het huis Gods.

Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken;

Zij kan niet geschat worden tegen fijn goud van Ofir, tegen den kostelijken Schoham, en den Saffier.

Dochters van koningen zijn onder Uw kostelijke staatsdochteren; de Koningin staat aan Uw rechterhand, in het fijnste goud van Ofir.

Ik zal maken, dat een man dierbaarder zal zijn dan dicht goud, en een mens dan fijn goud van Ofir.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain

Alle Vertalingen
Dutch Staten Vertaling