Genesis 13:6
En dat land droeg hen niet, om samen te wonen; want hun have was vele, zodat zij samen niet konden wonen.
Genesis 36:6-7
Ezau nu had genomen zijn vrouwen, en zijn zonen, en zijn dochters, en al de zielen zijns huizes, en zijn vee, en al zijn beesten, en al zijn bezitting, die hij in het land Kanaan geworven had, en was vertrokken naar een ander land, van het aangezicht van zijn broeder Jakob.
Prediker 5:10-11
Waar het goed vermenigvuldigt, daar vermenigvuldigen ook die het eten; wat nuttigheid hebben dan de bezitters daarvan, dan het gezicht hunner ogen?
1 Timotheüs 6:9
Doch die rijk willen worden, vallen in verzoeking, en in den strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerlijkheden, welke de mensen doen verzinken in verderf en ondergang.
Lukas 12:17-18
En hij overleide bij zichzelven, zeggende: Wat zal ik doen, want ik heb niet, waarin ik mijn vruchten zal verzamelen.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd