Genesis 15:7
Voorts zeide Hij tot hem: Ik ben de HEERE, Die u uitgeleid heb uit Ur der Chaldeen, om u dit land te geven, om dat erfelijk te bezitten.
Genesis 12:1
De HEERE nu had tot Abram gezegd: Ga gij uit uw land, en uit uw maagschap, en uit uws vaders huis, naar het land, dat Ik u wijzen zal.
Nehemia 9:7-8
Gij zijt die HEERE, de God, Die Abram hebt verkoren, en hem uit Ur der Chaldeen uitgevoerd; en Gij hebt zijn naam gesteld Abraham.
Psalmen 105:42
Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht.
Psalmen 105:44
En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken;
Handelingen 7:2-4
En hij zeide: Gij mannen broeders en vaders, hoort toe: de God der heerlijkheid verscheen onzen vader Abraham, nog zijnde in Mesopotamie, eer hij woonde in Charran;
Genesis 11:28-31
En Haran stierf voor het aangezicht zijns vaders Terah, in het land zijner geboorte, in Ur der Chaldeen.
Genesis 12:7
Zo verscheen de HEERE aan Abram, en zeide: Aan uw zaad zal Ik dit land geven. Toen bouwde hij aldaar een altaar den HEERE, Die hem aldaar verschenen was.
Genesis 13:15-17
Want al dit land, dat gij ziet, zal Ik u geven, en aan uw zaad, tot in eeuwigheid.
Psalmen 105:11
Zeggende: Ik zal u geven het land Kanaan, het snoer van ulieder erfdeel.
Romeinen 4:13
Want de belofte is niet door de wet aan Abraham of zijn zaad geschied, namelijk, dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door de rechtvaardigheid des geloofs.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd