Genesis 16:15

En Hagar baarde Abram een zoon; en Abram noemde den naam zijns zoons, die Hagar gebaard had, Ismael.

Genesis 25:12

Dit nu zijn de geboorten van Ismael, den zoon van Abraham, dien Hagar, de Egyptische, dienstmaagd van Sara, Abraham gebaard heeft.

Genesis 16:11

Ook zeide des HEEREN Engel tot haar: Zie, gij zijt zwanger, en zult een zoon baren, en gij zult zijn naam Ismael noemen, omdat de HEERE uw verdrukking aangehoord heeft.

Genesis 17:18

En Abraham zeide tot God: Och, dat Ismael mocht leven voor Uw aangezicht!

Genesis 17:20

En aangaande Ismael heb Ik u verhoord; zie, Ik heb hem gezegend, en zal hem vruchtbaar maken, en hem gans zeer vermenigvuldigen; twaalf vorsten zal hij gewinnen, en Ik zal hem tot een groot volk stellen;

Genesis 17:25-26

En Ismael, zijn zoon, was dertien jaren oud, als hem het vlees zijner voorhuid besneden werd.

Genesis 21:9-21

En Sara zag den zoon van Hagar, de Egyptische, dien zij Abraham gebaard had, spottende.

Genesis 25:9

En Izak en Ismael, zijn zonen, begroeven hem, in de spelonk van Machpela, in den akker van Efron, den zoon van Zohar, den Hethiet, welke tegenover Mamre is;

Genesis 28:9

Zo ging Ezau tot Ismael, en nam zich tot een vrouw boven zijn vrouwen, Mahalath, de dochter van Ismael, den zoon van Abraham, de zuster van Nebajoth.

Genesis 37:27

Komt, en laat ons hem aan deze Ismaelieten verkopen, en onze hand zij niet aan hem; want hij is onze broeder, ons vlees, en zijn broederen hoorden hem.

1 Kronieken 1:28

De kinderen van Abraham waren Izak en Ismael.

Galaten 4:22-23

Want er is geschreven, dat Abraham twee zonen had, een uit de dienstmaagd, en een uit de vrije.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain