Genesis 16:7
En de Engel des HEEREN vond haar aan een waterfontein in de woestijn, aan de fontein op den weg van Sur.
Genesis 25:18
En zij woonden van Havila tot Sur toe, hetwelk tegenover Egypte is, daar gij gaat naar Assur; hij heeft zich nedergeslagen voor het aangezicht van al zijn broederen.
Exodus 15:22
Hierna deed Mozes de Israelieten voortreizen van de Schelfzee af; en zij trokken uit tot in de woestijn Sur, en zij gingen drie dagen in de woestijn, en vonden geen water.
Genesis 20:1
En Abraham reisde van daar naar het land van het zuiden, en woonde tussen Kades en tussen Sur; en hij verkeerde als vreemdeling te Gerar.
Genesis 21:17
En God hoorde de stem van den jongen; en de Engel Gods riep Hagar toe uit den hemel, en zeide tot haar: Wat is u, Hagar? Vrees niet; want God heeft naar des jongens stem gehoord, ter plaatse, waar hij is.
Genesis 22:11
Maar de Engel des HEEREN riep tot hem van den hemel en zeide: Abraham, Abraham! En hij zeide: Zie, hier ben ik!
Genesis 22:15
Toen riep de Engel des HEEREN tot Abraham ten tweeden male van den hemel;
Genesis 31:11
En de Engel Gods zeide tot mij in de droom: Jakob! En ik zeide: Zie, hier ben ik!
1 Samuël 15:7
Toen sloeg Saul de Amalekieten van Havila af, tot daar gij komt te Sur, dat voor aan Egypte is.
Spreuken 15:3
De ogen des HEEREN zijn in alle plaatsen, beschouwende de kwaden en de goeden.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd