Genesis 17:19

En God zeide: Voorwaar, Sara, uw huisvrouw, zal u een zoon baren, en gij zult zijn naam noemen Izak; en Ik zal Mijn verbond met hem oprichten, tot een eeuwig verbond zijn zade na hem.

Genesis 21:2-3

En Sara werd bevrucht, en baarde Abraham een zoon in zijn ouderdom, ter gezetter tijd, dien hem God gezegd had.

Genesis 17:21

Maar Mijn verbond zal Ik met Izak oprichten, die u Sara op dezen gezetten tijd in het andere jaar baren zal.

Genesis 18:10-14

En Hij zeide: Ik zal voorzeker weder tot u komen, omtrent dezen tijd des levens; en zie, Sara, uw huisvrouw, zal een zoon hebben! En Sara hoorde het aan de deur der tent, welke achter Hem was.

Genesis 21:6

En Sara zeide: God heeft mij een lachen gemaakt; al die het hoort, zal met mij lachen.

Genesis 26:3

Woon als vreemdeling in dat land, en Ik zal met u zijn, en zal u zegenen; want aan u en uw zaad zal Ik al deze landen geven, en Ik zal den eed bevestigen, dien Ik Abraham uw vader gezworen heb.

2 Koningen 4:16-17

En hij zeide: Op dezen gezetten tijd, omtrent dezen tijd des levens zult gij een zoon omhelzen. En zij zeide: Neen, mijn heer, gij, man Gods, lieg tegen uw dienstmaagd niet.

Lukas 1:13-20

Maar de engel zeide tot hem: Vrees niet, Zacharias! want uw gebed is verhoord, en uw vrouw Elizabet zal u een zoon baren, en gij zult zijn naam heten Johannes.

Romeinen 9:6-9

Doch ik zeg dit niet, alsof het woord Gods ware uitgevallen; want die zijn niet allen Israel, die uit Israel zijn.

Galaten 4:28-31

Maar wij, broeders, zijn kinderen der belofte, als Izak was.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain