Genesis 21:11
En dit woord was zeer kwaad in Abrahams ogen, ter oorzake van zijn zoon.
Genesis 17:18
En Abraham zeide tot God: Och, dat Ismael mocht leven voor Uw aangezicht!
Hebreeën 12:11
En alle kastijding als die tegenwoordig is, schijnt geen zaak van vreugde, maar van droefheid te zijn; doch daarna geeft zij van zich een vreedzame vrucht der gerechtigheid dengenen, die door dezelve geoefend zijn.
Genesis 22:1-2
En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham verzocht; en Hij zeide tot hem: Abraham! En hij zeide: Zie, hier ben ik!
2 Samuël 18:33
Toen werd de koning zeer beroerd, en ging op naar de opperzaal der poort, en weende; en in zijn gaan zeide hij alzo: Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! Och, dat ik, ik voor u gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!
Mattheüs 10:37
Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig; en die zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd