Genesis 24:47

Toen vraagde ik haar, en zeide: Wiens dochter zijt gij? En zij zeide: De dochter van Bethuel, den zoon van Nahor, welken Milka hem gebaard heeft. Zo legde ik het voorhoofdsiersel op haar aangezicht, en de armringen aan haar handen;

Genesis 24:22-24

En het geschiedde, als de kemelen voleindigd hadden te drinken, dat die man een gouden voorhoofdsiersel nam, welks gewicht was een halve sikkel, en twee armringen aan haar handen, welker gewicht was tien sikkelen gouds.

Genesis 24:53

En de knecht langde voort zilveren kleinoden, en gouden kleinoden, en klederen, en hij gaf die aan Rebekka; hij gaf ook aan haar broeder en haar moeder kostelijkheden.

Psalmen 45:9

Dochters van koningen zijn onder Uw kostelijke staatsdochteren; de Koningin staat aan Uw rechterhand, in het fijnste goud van Ofir.

Psalmen 45:13-14

Des Konings Dochter is geheel verheerlijkt inwendig; haar kleding is van gouden borduursel.

Jesaja 62:3-5

En gij zult een sierlijke kroon zijn in de hand des HEEREN, en een koninklijke hoed in de hand uws Gods.

Ezechiël 16:10-13

Ik bekleedde u ook met gestikt werk, en Ik schoeide u met dassenvellen, en omgordde u met fijn linnen, en bedekte u met zijde.

Efeziërs 5:26-27

Opdat Hij haar heiligen zou, haar gereinigd hebbende met het bad des waters door het Woord;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain