Genesis 25:25

En de eerste kwam uit, ros; hij was geheel als een haren kleed; daarom noemden zij zijn naam Ezau.

Genesis 27:11

Toen zeide Jakob tot Rebekka, zijn moeder: Zie, mijn broeder Ezau is een harig man, en ik ben een glad man.

Genesis 27:16

En de vellen van de geitenbokjes trok zij over zijn handen, en over de gladdigheid van zijn hals.

Genesis 27:23

Doch hij kende hem niet, omdat zijn handen harig waren, gelijk zijns broeders Ezau's handen; en hij zegende hem.

Treasury of Scripture Knowledge did not add

Public domain