Genesis 27:12

Misschien zal mij mijn vader betasten, en ik zal in zijn ogen zijn als een bedrieger; zo zoude ik een vloek over mij halen, en niet een zegen.

Deuteronomium 27:18

Vervloekt zij, die een blinde op den weg doet dolen! En al het volk zal zeggen: Amen.

Genesis 9:25

En hij zeide: Vervloekt zij Kanaan; een knecht der knechten zij hij zijn broederen!

Genesis 25:27

Als nu deze jongeren groot werden, werd Ezau een man, verstandig op de jacht, een veldman; maar Jakob werd een oprecht man, wonende in tenten.

Genesis 27:21-22

En Izak zeide tot Jakob: Nader toch, dat ik u betaste, mijn zoon! of gij mijn zoon Ezau zelf zijt, of niet.

Genesis 27:36

Toen zeide hij: Is het niet omdat men zijn naam noemt Jakob, dat hij mij nu twee reizen heeft bedrogen? mijn eerstgeboorte heeft hij genomen, en zie, nu heeft hij mijn zegen genomen! Voorts zeide hij: Hebt gij dan geen zegen voor mij uitbehouden?

Job 12:16

Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen.

Jeremia 48:10

Vervloekt zij, die des HEEREN werk bedriegelijk doet; ja, vervloekt zij, die zijn zwaard van het bloed onthoudt!

Maleachi 1:14

Ja, vervloekt zij de bedrieger, die een mannetje in zijn kudde heeft, en den Heere belooft, en offert, dat verdorven is! want Ik ben een groot Koning, zegt de HEERE der heirscharen, en Mijn Naam is vreselijk onder de heidenen.

2 Corinthiër 6:8

Door eer en oneer, door kwaad gerucht en goed gerucht; als verleiders, en nochtans waarachtigen;

1 Thessalonicenzen 5:22

Onthoudt u van allen schijn des kwaads.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain