Genesis 28:22
En deze steen, dien ik tot een opgericht teken gezet heb, zal een huis Gods wezen, en van alles, wat Gij mij geven zult, zal ik U voorzeker de tienden geven!
Genesis 14:20
En gezegend zij de allerhoogste God, Die uw vijanden in uw hand geleverd heeft! En hij gaf hem de tiende van alles.
Genesis 35:7
En hij bouwde aldaar een altaar, en noemde die plaats El Beth-El; want God was hem aldaar geopenbaard geweest, als hij voor zijns broeders aangezicht vlood.
Leviticus 27:30-33
Ook alle tienden des lands, van het zaad des lands, van de vrucht van het geboomte, zijn des HEEREN; zij zijn den HEERE heilig.
Genesis 12:8
En hij brak op van daar naar het gebergte, tegen het oosten van Beth-El, en hij sloeg zijn tent op, zijnde Beth-El tegen het westen, en Ai tegen het oosten; en hij bouwde aldaar den HEERE een altaar, en riep den naam des HEEREN aan.
Genesis 21:33
En hij plantte een bos in Ber-seba, en riep aldaar den Naam des HEEREN, des eeuwigen Gods, aan.
Genesis 28:17
En hij vreesde, en zeide: Hoe vreselijk is deze plaats! Dit is niet dan een huis Gods, en dit is de poort des hemels!
Genesis 33:20
En hij richte aldaar een altaar op, en noemde het: De God Israels is God!
Genesis 35:1
Daarna zeide God tot Jakob: Maak u op, trek op naar Beth-El, en woon aldaar; en maak daar een altaar dien God, Die u verscheen, toen gij vluchttet voor het aangezicht van uw broeder Ezau.
Genesis 35:14-15
En Jakob stelde een opgericht teken op in die plaats, waar Hij met hem gesproken had, een stenen opgericht teken; en hij stortte daarop drankoffer, en goot olie daarover.
Deuteronomium 14:22-23
Gij zult getrouwelijk vertienen al het inkomen uws zaads, dat elk jaar van het veld voortkomt.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd