Genesis 29:16

En Laban had twee dochters: de naam der grootste was Lea; en de naam der kleinste was Rachel.

Genesis 29:17

Doch Lea had tedere ogen; maar Rachel was schoon van gedaante, en schoon van aangezicht.

Genesis 29:25-32

En het geschiedde des morgens, en ziet, het was Lea. Daarom zeide hij tot Laban: Wat is dit, dat gij mij gedaan hebt; heb ik niet bij u gediend om Rachel? waarom hebt gij mij dan bedrogen?

Genesis 30:19

En Lea werd wederom bevrucht, en zij baarde Jakob den zesden zoon.

Genesis 31:4

Toen zond Jakob heen, en riep Rachel en Lea, op het veld tot zijn kudde;

Genesis 33:2

En hij stelde de dienstmaagden en haar kinderen vooraan; en Lea en haar kinderen meer achterwaarts; maar Rachel en Jozef de achterste.

Genesis 35:23

De zonen van Lea waren: Ruben, Jakobs eerstgeborene, daarna Simeon, en Levi, en Juda, en Issaschar, en Zebulon.

Genesis 46:15

Dit zijn de zonen van Lea, die zij Jakob gebaard heeft in Paddan-Aram, met Dina zijn dochter; al de zielen zijner zonen en zijner dochteren waren drie en dertig.

Genesis 49:31

Aldaar hebben zij Abraham begraven, en Sara, zijn huisvrouw; daar hebben zij Izak begraven, en Rebekka, zijn huisvrouw; en daar heb ik Lea begraven.

Ruth 4:11

En al het volk, dat in de poort was, mitsgaders de oudsten zeiden: Wij zijn getuigen; de HEERE make deze vrouw, die in uw huis komt, als Rachel en als Lea, die beiden het huis van Israel gebouwd hebben; en handel kloekelijk in Efratha, en maak uw naam vermaard in Bethlehem!

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain