7 En de zonen van Jakob kwamen van het veld, als zij dit hoorden; en het smartte deze mannen, en zij ontstaken zeer, omdat hij dwaasheid in Israel gedaan had, Jakobs dochter beslapende, hetwelk alzo niet zoude gedaan worden.
7 Now the sons of Jacob came in from the field when they heard it; and the men were grieved, and they were very angry because he had done a disgraceful thing in Israel by lying with Jacob’s daughter, for such a thing ought not to be done.
21 Deze mannen zijn vreedzaam met ons; daarom laat hen in dit land wonen, en daarin handelen, en het land (ziet het is wijd van begrip) voor hun aangezicht zijn; wij zullen ons hun dochteren tot vrouwen nemen, en wij zullen onze dochteren aan hen geven.
21 “These men are friendly with us; therefore let them live in the land and trade in it, for behold, the land is large enough for them. Let us take their daughters in marriage, and give our daughters to them.
22 Doch hierin zullen deze mannen ons ter wille zijn, dat zij met ons wonen, om tot een volk te zijn; als al wat mannelijk is onder ons besneden wordt, gelijk als zij besneden zijn.
22 Only on this condition will the men consent to us to live with us, to become one people: that every male among us be circumcised as they are circumcised.
24 En zij hoorden naar Hemor, en naar Sichem, zijn zoon, allen, die ter zijner stadspoort uitgingen; en zij werden besneden, al wat mannelijk was, allen, die ter zijner stadspoort uitgingen.
24 All who went out of the gate of his city listened to Hamor and to his son Shechem, and every male was circumcised, all who went out of the gate of his city.
25 En het geschiedde ten derden dage, toen zij in de smart waren, zo namen de twee zonen van Jakob, Simeon en Levi, broeders van Dina, een iegelijk zijn zwaard, en kwamen stoutelijk in de stad, en doodden al wat mannelijk was.
25 Now it came about on the third day, when they were in pain, that two of Jacob’s sons, Simeon and Levi, Dinah’s brothers, each took his sword and came upon the city unawares, and killed every male.
30 Toen zeide Jakob tot Simeon en tot Levi: Gij hebt mij beroerd, mits mij stinkende te maken onder de inwoners dezes lands, onder de Kanaanieten, en onder de Ferezieten; en ik ben weinig volks in getal; zo zij zich tegen mij verzamelen, zo zullen zij mij slaan, en ik zal verdelgd worden, ik en mijn huis.
30 Then Jacob said to Simeon and Levi, “You have brought trouble on me by making me odious among the inhabitants of the land, among the Canaanites and the Perizzites; and my men being few in number, they will gather together against me and attack me and I will be destroyed, I and my household.”